תמונות בעמוד
PDF
ePub

a Voor eerst letten op het zedelyk charakter der Christen-kerkvoogden deezer plaatse en van deezen tyd, zal ons het gelaat der kerke geheel en al treurig en bevlekt voordoen; immers indien wy de zeden der geenen, die in het kerklyke den hoogsten rang bekleedden, met aandacht gadeflaan, voornaamlyk fints den tyd der Chalcedonifche kerkvergadering, in dé vyfde eeuwe gehouden, zal men ontdekken, dat zy meer bezorgd waren om hun eigen aanzien en gezag te bet fchermen en grooter te maaken, dan voor het wezenlyk belang der kerke, en dat zy zich met 'den Roomfchen Stoel in onophoudenlyke twistgedingen en oneenigheden inwikkelden. Eigenlyk was het hun te 'doen om de uitbreiding van hun geestlyk rechtsge'bied, en men gaf het juist den glimp van godsdienstige pogingen. De Bisschop van Rome inzonderheid, uit een overmaat van macht, zich den tytel van Oecumenicus, dat is, algemeen Bisfchop, toegeëigend hebbende, wilde den Bisschop van Conftantinopel onder zich 'doen bukken; de Conftantinopolitaaner daartegen weigerde hem dat recht volftrektlyk, en hield staande eenen gelyken rang met hem te hebben: ja de Oosterlingen zelfs verschilden in veele ftukken hemelsbreed van malkanderen: hiervan kwam het, toen Cyrus eerst Patriarch, en naderhand Bisfchop van Alexandrie, în 't jaar 633, volgens de eigenė woorden van den Engelfchen Godgeleerden CAVE, zyne belydenis van de leere van maar éénen wil in Christus met een Synodaal befluit geftaafd hadt, en Sophronius, Patriarch van Jerufalem, op de kerkver

[ocr errors]
[ocr errors]

ga

gadering te Alexandrie tegenwoordig zynde, Cyrus van eene dwaalleer openlyk befchuldigde, en alle gemeenschap met hem volstrektlyk affneedt; dat Sergius, Patriarch van Conftantinopel, in eenen breedvoerigen en wel-uitgewerkten brief van den waaren ftaat des gefchils verflag gaf aan Paus Honorius, die in zyn antwoord de handelwyze van Cyrus goedkeurde. v. c. Dit is kortlyk eene ten klaarste bewezene zaak. Maar wie durvt zich de bekwaamheid toeëigenen om de deugden of ondeugden der geestlykheid van den tweeden rang in deeze eeuwe met juister penfeel aftemaalen, dan, die doorfchrandere konstnaar in dit werk, de roemruchtige Abt MOSHEIM deedt, in zyne uitgebreide kerkelyke gefchiedenis, daar hy in de latynsche uitgave pag. 237 zegt: "Niet een Schryver van ,, eenig aanzien en van deezen tyd is 'er, of hy toont ,, ten klaarste aan, dat de geestlyken van laageren „ rang, ja allen, wien het bestuur en den dienst der kerke was toebetrouwd, zoo wel de Monniken, in kloosters gekerkerd, als de rest, meenigvuldige ,, godloosheden pleegden. Overal zag men eene geest,, lyke eerbejaging, hebzucht, godvruchtige bedriege,, ryen, ondraaglyken hoogmoed, volksverfimaading,

[ocr errors]

benevens andere nog fchriklyker ondeugden heer,,fchen, en dat wel op plaatfen, der heiligheid en ,, godvrucht toegewyd:"

Maar b ten anderen, neemen wy de geleerdheid, de beoefening der weetenschappen in aanmerking; hoe by uitstekendheid gebreklyk die geestlyken daarin waren, leeren wy uit het, voorbeeld en den eigen mond

[ocr errors]

van Gregorius den grooten, die zelv in een brief aan Eufebius bekent, in de Griekfche letterkunde onbedreven te zyn, ingevolge den regel door Ifidorus (van Seville) voorgefchreven, die den Monniken het leezen der boeken, van Heidenen en Ketters afkomstig, verboodt; ook leeren wy zulks uit de zeer weinige gedenkstukken, die tot ons gekomen en noch voorhanden zyn, wordende gevonden in de schriften van Leontius van Byzantium, den Scholaftiek, van welken uittrekfels gemaakt heeft JOSIAS SIMLERUS in Select. cap. hift. eccl. fec, VII. cap. de fcript. graecis., vervolgens in die van Joannes Philoponus, een Wysgeer en Godgeleerden, van Theophylactus Simocatta, een gefchiedfchryver, van Sophonius, Bisschop van Jerufalem, een fchryver tegen de ketters, en wel tegen de Monotheliten, van Andreas, Domheer van Creta, van Maximus, een Monnik in Constantinopel, van Hefychius, of liever Ifychius, een Ouderling of Bisschop, die met veel roems aan de verklaaring der heilige bladeren gearbeidt heeft, en fchryver is van de kronyk van Alexandrie, en eindelyk in de fchriften van noch weinige anderen. In wat licht deeze fchryvers voorkomen, en in hoe verre zy den luister der letteren hebben bevorderd en uitgebreid, onderrecht ons het doorkundig tweemanfchap Cave en du Pin. Hoewel ook fommigen dier schryveren door anderen tot vroegere of laatere eeuwen verfchoven worden. Met één ́ woord, de waare geleerden, zoo in 't Oosten, als in 't Westen, zyn in dit tydperk ongemeen weinig in getal geweest; alle geleerdheid wierd verwaarloosd en

vertrapt, en dat wel om verfcheidene dringende oorzaaken; deels, om dat door een dikwerf herhaald gedruisch der wapenen, en door eene hier en elders over en weerflaande oorlogswoede, de wetten niet alleen, maar ook de wetenschappen tot een diep stilzwygen verwezen wierden; deels, om dat het voor naamste onderwys in taalkunde en geleerdheid den Monniken was opgedraagen (a), van wien men reeds in

[ocr errors]
[ocr errors]

99

99

99

[ocr errors]

(a) Waardig zyn ook naar myn oordeel de woorden van JosIAS SIMLERUS in Select. capit. Hift. Eccl. Sec. VII. c. 5. "Betreffende den ftaat der geleerdheid, " (zegt de Man), geduurende deeze eeuw, dagt het ons goed eenige trekken ,, by den aanvang van dit hoofddeel byeen te verzamelen; want, naar maate ,, men den aart der geleerdheid naauwkeuriger kent, worden ook gelykerhand ,, de Schryvers opgehelderd, zo omtrend derzelver gefteldheid, als omtrend het geen zy behandelen. Voor en boven alles durven wy hier staande houden, dat de vermeerdering van het getal der Monniken een pest geweest is voor de geleerdheid, die zeker in de voorgaande zesde eeuwe nog bloeide. "Volgden de Monniken de onderrichtingen en het voorbeeld van Cassiodorus ,, op, zy konden van alle geleerdheid en eene edele befchaving van den geest zo verre niet afwyken; vermits hy zelf in een boek, getyteld, de Institutione divinarum Litterarum, ten gebruike en tot nut der Monniken geschreven, hen vriendelyk en ernftig vermaand zich in de ongewyde letteren te oefenen, waardoor het menschlyk verftand ter betere bevatting der gewyde schriften ,, komen kan. In cap. 28 pryst hy den fchriftuur-uitleggeren onder de Monnik, orde het verbeteren en hervormen der gewyde boeken, of liever van derzel"ver affchriften aan, en deeze letterbezigheid geeft hy boven alle lichaamlyke oefening den voorrang. In cap. 30 legt hy den traagen en dommen, dien men "nog in Godlyke nog in Menschlyke weetenfchappen eenige onderrichting ", geeven kon, handen-arbeid op. Maar tegen het begin deezer eeuwe berispte "zelfs die groote befchermheer en voorftander der Monniken, Gregorius in "zyne brieven ep. 48. I. IX. den Bisschop van Vienne, Defiderius, dat hy, als geestlyke, anderen de spraakkunst leerde, en dat dus door eenen mond de God der Heidenen, Jupiter, geroemd, en de lof van Jefus Christus verbreidt wierdt. Dan wy weeten, dat elders de Bisschoppelyke schoolen niet gantsch en al vervallen en buiten aanzien waren. Deeze fchynt hy nochtans geheel ,, vernietigd te willen hebben, ten einde voor de zotte Monniken-diensten des ,, te gemaklyker plaats te maaken. Ja die zelfde Gregorius getuigt van zich zelven in de Griekfche letteren geheel en al onbedreeven te zyn, in Epift. ad ,, Eufebium Thesfalon. ep. I. IX. ep. 69. BARON. ad a 601. n. 19. daar hy zegt, ,,wy kennen nog Grieksch, nog hebben immer eenig werk in de Griekfche taal gefchreven: en een weinig laager: Indien wy uit den ftaat der Monniken wil

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

99

[ocr errors][merged small]

in dien tyd niets uitstekends verwachten kon; ten derden, om dat zy, die gantsch niet van vernuft, van yver voor en liefde tot de weetenfchappen zouden ontbloot geweest zyn, evenwel van de vereischte hulp middelen en aanmoedigingen, om zich daarin te be vlytigen, versteken waren; als hebbende Juftinianus de tweede, naar het verhaal van Procopius, den leeraaren in de letteren en andere takken van geleerdheid de behoorlyke jaarwedde ontzegd; 't geen niet zelden oorzaak was, dat zy, ten aanzien van hun tydlyk beftaan, meenige maalen met behoefte en gebrek moesten worstelen; zo dat men, gelyk Gregorius, de tweede, zyn gezantschap naar de zesde algemeene kerkvergadering afvaardigende, zich tegen den Keizer uitlaat, by menfchen onder de Heidenen levende, en met hunnen handen-arbeid hun best doende om het dagelyks kostje te winnen, naauwlyks eenige fchriftuurkennis aantreffen en vinden kon. Voeg hier eindelyk by, voor zo verre de Christen-Arabieren betreft, dat de geleerdheid der Arabieren voor Mohammeds leeftyd, meerendeels, naar het verhaal van Abulfarage, beftaan hebbe in hunne taal wel te leeren kennen, en zuiver uittefpreeken naar den eigen aart

دو

[ocr errors]
[ocr errors]
[ocr errors]

des

willen oordeelen van de Christenen in het algemeen, dan moet men zeggen, dat onder hen de geleerdheid naauwlyks tot eenen iniddelbaaren trap is opgeklommen, als gedrukt leggende onder den last, zo van verftandelooze gefchil len, als van nietsbeduidende en moeilyke vraagen aangaande godsdienftige leerftukken. By de Grieken hadden onder de Monniken, die groote voorftanders van veele gefchilftukken, de ftellingen van Ariftoteles bykans het ,, grootste aanzien, en dus door het geheele gemelde hoofdstuk." Men vergelyke hier mede L. OFEERHAUS in Hift.univ. L.VII. c. XI. § 6. et c. XIII. § 5. J. A. TURRETINUS in Hift. Eccl. Sec. VII. SPANHEMIUS, VENEMA, en allermeest MATTHIAS FLACIUS ILLYRICUs in Catalogo teftium Veritatis L. VII. p. m. 643.

[ocr errors]
« הקודםהמשך »